Kraanvogels (Grus grus) in het Internationaal Natuurpark Moor-Veenland
Kraanvogel als trekvogel
Kraanvogels zijn, met een lengte van ruim een meter en een vleugelspanwijdte van bijna twee meter, opvallende, imposante vogels. Tot voor de eeuwwisseling zag je deze vogels in Nederland nagenoeg alleen in de trektijden. In het najaar richting Frankrijk, Portugal en Spanje en in het voorjaar op weg naar de broedgebieden in Scandinavië of verder naar het noordoosten van Europa of Rusland.
In die tijd, en eigenlijk nog steeds, zijn deze oostelijke en zuidoostelijke hoekjes van Nederland dé plekken om mooie aantallen te zien overvliegen. De zogenaamde ‘trekbaan’ van de kraanvogels loopt in een relatief smalle strook vanaf Scandinavië naar het zuidwesten van Europa. Ze maken daarbij tijdelijke tussenstops op zogeheten pleisterplaatsen. Zoals de omgeving van Diepholz (Dl) en Lac du Der-Chantecoq (Fr). Bij aanhoudende oostenwinden komen dan ook hogere aantallen over oostelijk Nederland.
Leuk weetje: schijnbaar is in statuten vastgelegd dat een gemeenteraadsvergadering in Maastricht, ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw, tijdelijk werd geschorst. Buiten het gemeentehuis hoorden zij grote groepen, volop trompetterende, kraanvogels hoorde overvliegen. Dat moesten de ambtenaren even zien natuurlijk.
Foto: trekkende kraanvogels.
Kraanvogel als broedvogel
Sinds 2001 broedt deze prachtige vogel ook weer in Nederland. Het destijds door Natuurmonumenten vernatte en aan areaal vergrootte Fochteloërveen, bleek geschikt genoeg voor kraanvogels om tot broeden over te gaan. De populatie steeg daar tot negen paar in 2021, en in vergelijkbare, wederom vernatte gebieden als het Dwingelderveld (7 paar in 2021) vestigden zich tevens broedende paartjes. In 2021 kwamen in heel Nederland van 46 paar, 40 paar tot broeden, waaruit 36 jongen werden geboren. Hier zijn er 21 vliegvlug geworden. De jonge vogels zijn van de volwassen vogels te onderscheiden door onder andere het ontbreken van het zwart-witte halspatroon en door de meer oranjekleurige snavel.
Foto: jonge vogel op de voorgrond.
Ook in het Bargerveen doen kraanvogels al vele jaren pogingen tot succesvol broeden. In 2021 ging het om drie paartjes, die ook weer de vernatte hoogveenpercelen prefereerden. Door de aanleg en uitbreiding van voedselrijke en natte bufferzones rondom het hoogveengebied worden de omstandigheden, ook voor het grootbrengen van jongen, steeds beter. Een met zekerheid geslaagd broedgeval, dus met volgroeide rondvliegende jongen, is in Bargerveen helaas nog niet vastgesteld. Met de aanstelling van het oostelijke deel als speciaal ‘stilte en rustgebied’ is dat hopelijk in de nabije toekomst, wellicht reeds dit voorjaar 2022, wel het geval. Erg belangrijk en zelfs doorslaggevend is dat de kraanvogels rondom hun territorium, en al helemaal in de nabijheid van het nest, genoeg rust vinden. Ook wij als bezoekers van het gebied moeten op gepaste afstand blijven van minimaal 200-300 meter.
Kraanvogel als wintergast
Positiever is de ontwikkeling van kraanvogels na de broedtijd in en rond de hoogveengebieden van zuidoost Drenthe en aangrenzend Emsland, Duitsland. De laatste jaren blijven tientallen vogels tot in de winter in de omgeving of overwinteren zelfs bij zachte, vorstvrije winters geheel tot aan de volgende lente. In 2020-2021 ging het om ruim 60 vogels en in de afgelopen 2021-2022 wintermaanden zelfs om ruim 115 kraanvogels. Hierbij speelt, naast de ontwikkelingen in en rondom Bargerveen, de herinrichting en vernatting van de resterende hoogveengebieden in Emsland en Grafschaft Bentheim een grote rol.
Het uitgestrekte en grotendeels geheel voor publiek afgesloten Dalum-Wietmarschermoor is daarbij opvallend in trek. Mogelijk speelt het rondom dit ruim 1500 hectare tellende veengebied geplaatst, ‘wolfwerend stroomraster’ ook een rol. Alles wat niet vliegt, of kleiner is dan vos of hond, komt er niet in of uit. Behalve de schaapskudde. Wederom benadrukken we het belang van rust in het gebied. Waarschijnlijk overnacht een groot deel van deze groep overwinterende kraanvogels vooralsnog in dit soort rustgebied.
Foto: uitgestrekte, niet-toegankelijk veengebied.
Ook overdag, als de kraanvogels vanuit de slaapplaatsen op zoek gaan naar geschikte foerageergebieden, speelt de dunbevolkte, relatieve grootschaligheid van de Duitse akkerlanden een belangrijke rol. De vogels profiteren daar in alle rust en zijn vaak ver verwijderd van wegen en paden, van een toenemend aanbod van voedsel op een tevens toenemend areaal van mais-stoppelvelden. Op de eerste foto hieronder zie je zo’n uitgestrekt maisstoppelveld vanaf de weg. Zonder kraanvogels. Maar op de volgende foto, vanaf dezelfde locatie en na wat inzoomen, komen de ruim 115 kraanvogels in zicht.
Foto’s: leeg akkerveld en kraanvogels op het veld.
De inrichting van het Oosterbos, Berkenrode en Koelveen en vernatting van het gebied rondom de Duitse hoogveenrestanten zoals het Provinzialmoor, Rühlermoor, Geestmoor en Wesuwermoor is interessant om te volgen. De kans is groot dat ook hier in de (nabije) toekomst meer kraanvogels gezien worden. Broedend, pleisterend in groepen na het broedseizoen en mogelijk ook voor overwintering.
Maar nogmaals: het houden van voldoende afstand en daarmee het bieden van voldoende rust voor deze imposante, prachtige vogels is en blijft een belangrijke voorwaarde. De kans is groot dat in de loop van de jaren het vertrouwen van de kraanvogels in hun leefomgeving groeit, zodat ze ook dichterbij bewonderd kunnen worden. Daar ligt voor ons allemaal een belangrijke taak.
Foto: kraanvogels close-up.
Tekst en foto’s door Erik Bloeming. Boswachter en Natuurpark Ranger voor Staatsbosbeheer en Natuurpark Moor-Veenland.